Geschiedenis
Jiu-jitsu en judo in Nederland
Na de komst van Y. Tani (1899) in Londen, bereikten judo en jiu-jitsu het Europese continent.
Omstreeks 1910 gaf P.M.C. Toepoel als eerste in 's-Gravenhage les in jiu-jitsu, gevolgd door Mark en Van der Sluis, W. Kasulakoff, M. van Nieuwenhuizen en Tops. In Amsterdam gaf Boretius jiu-jitsu-les en in 1938 opende J. v.d. Bruggen in Rotterdam de eerste jiu-jitsu- en judoschool.
Voor de Tweede Wereldoorlog was het jiu-jitsu in West-Europa een soort "esoterische mengeling van geheime kunst en gymnastiek" en beperkte zich in Nederland tot privé-clubjes en kleine sportscholen. Men sprak hier over super-jiu-jitsu, diepte-jiu-jitsu en hogeschool-jiu-jitsu en betwijfelde (vaak terecht) de kwaliteiten van elkaars methoden, zonder echter tot een test-ontmoeting op de mat te komen.
Op 29 januari 1939 was op initiatief van M. van Nieuwenhuizen de "Nederlandsche Jiu-Jitsu Bond" opgericht, waarin zich reeds kort na de bevrijding de eerste organisatorische moeilijkheden voordeden ten gevolge van persoonlijke sympathieën en antipathieën.
Naast de "N.J.J.B." werd op 3 oktober 1946 opgericht "Judokwai Nederland" (J.K.N.).
In 1947 kwam voor het eerst "echt" judo in ons land.
De "zachte weg der waarheid" werd ons gewezen door G. Koizumi, T.P. Leggett, T. Mosson en G. Chew uit Engeland, Dr. Garaix en Dr. J. Beaujean uit Frankrijk en F. Minführ en P. Buchele uit Oostenrijk. Ruim één jaar later, op 30 oktober 1948, telde Nederland zes judoka met de 1e Dans en vier met de 1e Kyu.
Op initiatief van G. Koizumi kwamen in oktober 1948 enige groeperingen bijeen, te weten "N.J.J.B.", "Judokwai Nederland" en "Nakada" en werd als overkoepelende organisatie de "Nederlandse Judo Associatie" (N.J.A.) opgericht, die dezelfde maand de eerste landelijke sportdag organiseerde met enkele prominente Franse yudansha als gasten.
Sindsdien ging het judo in Nederland met sprongen vooruit wat de belangstelling betrof; het technisch peil steeg door vele bezoeken van Japanse en Koreaanse judomeesters snel, doch uiteraard geleidelijker.
De "N.J.A." werd na ruim een jaar weer opgeheven, toen de meeste beoefenaren van judo en jiu-jitsu in de "N.J.J.B." waren verenigd. Vele organisatorische moeilijkheden, die hun oorsprong hadden in de controverse tussen amateurs en professionele leerkrachten, leidden tot de oprichting van de "Nederlandse Amateur Judo Associatie" (N.A.J.A.) in 1950. Naast N.J.J.B., N.A.J.A. en J.K.N. ontstonden later ook nog kleine groeperingen, zoals N.J.J.A. en V.N.J.B.
Gelukkig waren er judoka's, die begrepen dat het judo in Nederland alleen maar gebaat kon zijn bij samenwerking in een zo groot mogelijke eenheid. Oriënterende besprekingen in 1955 en voorzichtige onderhandelingspogingen daarop volgend leidden (na diverse onderbrekingen) op 21 oktober 1963 o.l.v. Dr. W. van Zijll van de "Nederlandse Sport Federatie" tot de "Federatie van Nederlandse Judo en Jiu-Jitsu Bonden" (F.N.J.J.B.), bestaande uit N.J.J.B., N.A.J.A., J.K.N. en N.K.J.B.
Langzamerhand kreeg men meer begrip voor de wederzijdse kwaliteiten, zowel op technisch als op organisatorisch terrein. Diverse leraren hebben getraind onder leiding van De Hert IV, Abe VII en Michigami VII. Anton Geesink kwam als komeet omhoog aan het kampioensfirmament.
Het N.A.J.A.-kader kreeg incidentele instructie van T. Oda IX, G. Koizumi VIII, J.J. Bark VII, H. Rhi VII en dankzij de regelmatige instructies van T. Hirano VII en Choi-In-Do V, steeg ook daar het technisch peil met als resultaat G.F.M. Schutte VII, die - trots alle organisatorische verwikkelingen - Europese vermaardheid heeft verworven met zijn ne-waza instructie.
Na de overeengekomen twee jaren werd in oktober 1965 het bestaan van de "F.N.J.J.B." met een jaar verlengd, daar de noodzakelijke fusievoorbereidingen nog niet geheel gereed waren; helaas vond de J.K.N. het toen wenselijk om de federatie te verlaten. De federatieve samenwerking was zeer nuttig, daar men met behoud van eigen autonomie de gelegenheid had om naar elkaar toe te groeien. Tenslotte werd op 7 oktober 1966 de fusie in de Nederlandse judowereld een feit: N.J.J.B. en N.A.J.A., alsmede de N.K.J.B. verenigden zich in een "nieuwe" N.J.J.B. onder nieuwe statuten.
Stap voor stap werd de (re-)organisatie ter hand genomen; vernieuwingen in het bestuur en commissies, herzieningen van reglementen, opleidingen en graduaties; de J.K.N. is in 1969 tenslotte opgegaan in de N.J.J.B. en nog steeds is alles in beweging.
Spanningen zijn in een dergelijke organisatie onvermijdelijk, hetgeen (te) vaak in de pers is gebleken. Op een bijzondere ledenvergadering van de N.J.J.B. op 21 november 1970 werd besloten de naam te wijzigen in "Budo Bond Nederland", B.B.N., met een dusdanige structuur, dat iedere beoefenaar van één of meer budosporten bondslid kan worden.
Op 20 april 1974 werd door de bondsvergadering een "Reorganisatiecommissie" benoemd met als taak bestudering van de problematiek met betrekking tot de organisatie van het bondsapparaat.
De bijzondere bondsvergadering van 23 november 1974 gaf het fiat om uitvoering te geven aan de voorgestelde herstructurering van de bond conform het reorganisatierapport van 1 november 1974.
Per 15 september 1979 werd in de bijzondere bondsvergadering een naamswijziging doorgevoerd van "Budo Bond Nederland" naar "Judo Bond Nederland", J.B.N.
Op 1 mei 1982 is de, vooral in het zuiden van het land opererende, Nederlandse Judo- en Jiu-Jitsu Associatie met al haar leden en leerkrachten tot de Judo Bond Nederland toegetreden.
|